
In Amsterdam kwam bij ons in 2002 kater Job aanlopen. Ik was hoogzwanger en er liep bij ons in de tuinen achter regelmatig een zwarte kater rond, luid miauwend en aandacht trekkend. Dus werd er wat gescharreld, dat begrijpen jullie wel. Op een dag kwam ik de huiskamer in en daar lag meneer, op de vensterbank, zo op het oog helemaal relaxt. Wat volgde was eerst navragen in de buurt en toen niemand hem bleek te kennen voorzichtig wederzijds aftasten. Overdag zat hij bij ons binnen maar wel op voorwaarde dat de deur openbleef. Anders raakte hij in paniek. ’s Nachts ging hij op stap.
Achteraf vind ik het onbegrijpelijk dat deze kat ons op dat moment uitkoos. S. werd geboren en het babygehuil – dat vrijwel continu doorging, hij was een huilbaby – was voor de katten die we al hadden behoorlijk stressvol. Maar Job trok zich daar niets van aan.
Op een dag verdween hij ineens en was een flinke tijd spoorloos. ‘Dat was dat’ dachten we maar vonden het wel jammer, we waren net aan het idee van 3 katten gewend geraakt. Tot we via via op de hoogte werden gebracht dat hij aan de andere kant van het huizenblok doodziek in een tuin had gelegen en naar een kattenopvang in Amstelveen was gebracht.
Hij was meer dood dan levend, geopereerd aan een liesbreuk, mankeerde van alles en nog wat en was meteen ook maar gecastreerd. Op hun vraag of het onze kat was, antwoorden wij dat dit nog niet helemaal het geval was (hij was immers aan komen lopen en weer verdwenen) maar dat we hem wel graag wilden houden en dat de kosten daarom voor ons waren. Uiteindelijk werden de kosten van het oplappen van Job gedeeld door de kattenopvang, onze bovenbuurvrouw (ach, dat is zo’n schat, dat beessie) en ons. Dat was fijn want de rekening was enorm hoog.
Afijn, Job kwam ontmand en opgelapt ons huis weer in alwaar wij hem een tijd binnen hielden om hem goed aan ons te laten wennen. Toen hij weer naar buiten mocht ging het dagelijkse leven verder in onze Amsterdamse tweekamerwoning met onze net geboren baby, 3 katten en een konijn (dat overigens ook is aan komen lopen, echt waar!). Tussen Job en de andere twee katten ging het goed. Hij stelde zich onderdanig op naar Joris die de baas was en Dorrit vond iedereen lief.
Op een dag werd er aangebeld. Ik deed open. In de deuropening stond Job met achter hem een man en een vrouw. Ze vroegen me of ik de kat kende. Ik legde uit dat hij was aankomen lopen en sindsdien bij ons woonde. Het stel vertelde toen een ongelofelijk verhaal: Job was een paar maanden daarvoor bij hun aan komen lopen. Op een dag was het voor hem tijd om gecastreerd te worden. Dus hop, kat in de doos, in de auto en op weg naar de dierenarts. Bij het verlaten van de auto zag hij zijn kans – ontmand worden, dacht ’t niet! – en ging er vandoor. Om vervolgens bij ons aan te komen lopen, 2 of 3 huizenblokken verderop. Ze hadden hem enorm gemist en naar hem gezocht. Meneer was ineens weer op komen draven en had ze meegelokt naar ons huis, alwaar hij voor onze voordeur ging miauwen. Toen ik opendeed, wandelde hij naar binnen en was klaar met het verhaal.
Je kunt je voorstellen dat we dit stel echt heel vreemd aankeken, onze nieuwe kat is naar zijn oude baasjes gegaan, heeft ze meegelokt naar ons huis en ze voorgesteld aan ons, zijn nieuwe baasjes? Heel bizar! Even was er een behoorlijk ongemakkelijk moment want ik was bang dat ze hun kat zouden opeisen maar ze besloten dat Job duidelijk had gekozen en door dit voorval afscheid van hen had genomen. Als ik dit niet zelf had meegemaakt, zou ik moeite hebben dit te geloven!
Hij verhuisde mee van Amsterdam naar Hoorn en genoot van de extra vrijheid die dat bood. Het was een vreemd beest met streken. Echt aanhalig was hij niet maar wel zo af en toe als het hem uitkwam en hij was wel erg op ons gesteld, dat merkten we wel. Zijn favoriete spel was ’s nachts op je voeten springen met alle nagels uit. Hij liep ons overal achterna. Als ik S. ging ophalen van de peuterspeelzaal, liep Job mee en maakte een enorm kabaal als ik naar binnen ging. Stond ik daar binnen met de leidster te kletsen dan zag ik Job op zijn achterpoten met zijn voorpoten gestrekt tegen het raam staan, keihard gillend. Hij liep mee naar het IJsselmeer, naar de apotheek tot aan de HEMA aan toe waar hij voor de deur bleef wachten. Echt relaxt winkelen was dat niet dus ging ik weer snel naar huis, met Job achter mij aan.
Ik zou nu natuurlijk graag willen schrijven dat Job nog heel lang en gelukkig heeft geleefd, maar helaas. Hij is niet heel lang na onze verhuizing van Amsterdam naar Hoorn overleden, hij lag ineens dood in een hoek van de kamer, heel vreemd. Ik denk dat hij is aangereden en een interne bloeding had.
Onze Moos – die ook is aan komen lopen – is een exacte kopie van Job – die toch echt was gecastreerd – qua uiterlijk en gedrag. Het leven haalt vreemde fratsen uit.
ps: eerder deelde ik het verhaal van Job iets minder uitgebreid in een andere blogpost die ook over Dibbes en Gerrie ging. Ik vond dat hij ook een eigen blog verdiende. Moet ik hierna alleen nog eens het verhaal van poes Dorrit en konijn Dora schrijven, dan is het compleet wat de beestenboel betreft.



