Momenteel ben ik bezig met een opschoning van mijn blog en stuit ik soms op stukjes die nog zo actueel zijn dat ik het de moeite waard vind het te herplaatsen. Onderstaand stuk schreef ik toen ik 6 jaar ziek was. Nu met wat tekstuele aanpassingen, is het nog net zo van toepassing nu ik 11 jaar ziek ben.

Vorige week vierde ik een jubileum: 11 jaar geleden, in februari 2008, stopte mijn lijf ermee. Na 2 jaar angst en stress over wat er met mij aan de hand was omdat geen enkele dokter uitsluitsel gaf, kreeg ik uiteindelijk in 2010 de diagnose ME/CVS. Dat kwam als een donderslag bij een hemel die toch al niet meer zo helder was.
Hoe zag mijn leven er 11 jaar geleden uit? We waren net verhuisd naar ons huidige huis. Midden tussen de stapels dozen besefte ik dat ik volledig uitgeput was. Ik had geen puf meer om mijn opleiding tot massagetherapeut af te maken, geen puf om nog te werken als procesmanager, geen puf om mijn eigen massagepraktijk verder op te bouwen, geen puf om sociale contacten te onderhouden. Ik voelde me eigenlijk als ik erop terugkijk al jaren niet goed, maar ging door.
Ik ging door, want zo hoort het! En dus zat ik op een vrijdagavond met mijn collega’s in Vak Zuid alwaar wij een lange slopende dag opgesloten zaten in een bedompt vergaderzaaltje om elkaar beter te leren kennen. Het duurde maar en duurde maar en het enige dat ik kon denken was dat ik naar huis wou, want ik was op. Thuisgekomen spoog ik alles dat in mijn maag zat – en meer – eruit. Toch ging ik op zondag nog een leuke massageworkshop volgen, samen met M. en een vriendin. Ook al was ik moe, ik dacht dat het me goed zou doen. Op zondagavond stond mijn lijf letterlijk in de fik, alles deed pijn. Evengoed zette ik natuurlijk de wekker voor de maandagochtend. Dat alarm ging af, nét als het alarm in mijn lijf dat heel hard ‘tot hier en niet verder‘ riep. Het was eind februari 2008.
Ik lag plat tot ergens in april. De verjaardag van S. vierde ik boven in bed, met beneden de visite. Ik had eerst een felle griep die, al zeg ik het zelf, enorm vloeiend overging in een longontsteking. En wat daarna volgde was een totaal onvermogen van mijn lijf om de draad weer op te pakken. Elke poging om conditie en activiteiten op te bouwen leidde tot weer weken plat liggen. Het werd mei, juni, juli en ik lag nog steeds op de bank.
Artsen vonden niets ook al werd ik helemaal doorgelicht. En als er niets gevonden wordt, dan zal het wel psychisch zijn. Dus kreeg ik het etiket Burn Out opgeplakt, ging in therapie – ouwehoerde me suf want daar ben ik goed in – en dat deed me mentaal heel goed maar ik knapte lichamelijk totaal niet op. Toch moest ik weer aan het werk van bedrijfsarts nummer 1, 2 en 3. Ik stapte op de trein in Hoorn en als ik in Sloterdijk uitstapte, dan zat ik een half uur bij te komen op een bankje. Dan liep ik in een half uur tijd de resterende 500 meter naar het werk en daar aangekomen zat ik eerst op de wc om het heftige schudden van mijn lijf te laten zakken.
Mijn lijf riep heel hard ‘tot hier en niet verder‘. Maar omdat ik dacht dat het psychisch was, luisterde ik niet. Ik bleef doorgaan met reïntegreren want ‘alle begin is immers moeilijk‘ zeiden ze bij personeelszaken. Mijn opmerkingen dat ik het niet kon, dat het niet lukte, werden vertaald naar ‘ik kan het psychisch niet aan‘. Ook door mij, want ik wist niet beter.
Met de wijsheid van achteraf zie ik dat ik door die gedwongen reïntegratie vele malen erger ben geworden. Ik zakte weg naar een heel deplorabel fysiek dieptepunt. Al mijn klachten verergerden doordat ik bleef proberen. Weet ik nu wat een PEM is, toen had ik daar nooit van gehoord. Wist ik veel. Ik ging door want zo hoorde het. Tot het niet meer lukte. Op een dag werd ik wakker en toen riep mijn lijf zó hard ‘tot hier en niet verder‘, dat ik eindelijk luisterde en mijn manager belde. Vertelde dat ik niet meer kwam. Dat het op was en erger.
Ik ging liggen omdat dit het enige was wat ik nog kon. Dat duurde jaren. Plat liggen, als in ‘niet voldoende energie hebben om te blijven staan’. Plat liggen, als in ‘twee keer per week douchen omdat meer niet lukt’. Plat liggen, als in ‘je moeder die hier tien minuten autorijden vandaan woont bellen of ze alsjeblieft een kopje thee wil komen zetten en lunch voor me maken want naar de keuken lopen is een brug te ver’. En zo donderde ik ook van de trap af omdat mijn benen niet meer wilden, begreep ik geen boeken meer, was telefoneren te zwaar, kon ik bezoek niet aan, verdroeg ik geen harde geluiden, had ik het altijd koud, had ik altijd keelpijn en was ik mijn stem voortdurend kwijt. Maar ik mankeerde gelukkig niets, volgens arts 1, 2, 3 en 4. Ze hadden net zo goed een etiket met ‘aansteller’ op mijn voorhoofd kunnen plakken, want dát was de onuitgesproken diagnose die ze stelden.
Iemand met een beetje inlevingsvermogen, kan zich wel voorstellen dat dit heel pijnlijk en heftig is. Dus daar gaan we het niet over hebben. Ik ga het hebben over de wereld die ik vond, zo liggend op de bank. Over de vrouw die ik vond en die ik al jaren kwijt was. Mijn verhaal is ook niet uniek. Het is het verhaal van veel ME-patiënten. Ik ben de fysiotherapeut die me vertelde dat hij bij mij alle kenmerken van ME zag, nog steeds heel dankbaar. Zijn vermoeden werd later bevestigd door diverse ME-specialisten.
ME, ik wist niet eens wat het was! Het is geen fijne diagnose om te krijgen, een aandoening die niet gezien en begrepen wordt en vaak wordt gebagatelliseerd. Toch bracht de diagnose wel wat rust. Net als dat het krijgen van een WIA-uitkering rust gaf. Eindelijk weten wat ik mankeerde, haalde veel angst weg. Angst omdat ik lang dacht dat ik gek werd. De volledige impact van de diagnose ME, drong overigens nog niet volledig tot mij door. Ik wist er weinig van af en kon niet voorzien dat ik nu, 11 jaar later, nog steeds op de bank zou zitten, hopend op een behandeling, hopend op meer duidelijkheid wát nu überhaupt de oorzaak is van ME. Fysiek ben ik wel iets beter dan die eerste drie jaren maar mijn leven is heel beperkt en nog steeds gevuld met uitputting, pijn en uitdagingen om de dagelijkse dingen te kunnen doen. Een sociaal leven heb ik niet, behalve digitaal. Ik heb gemiddeld drie tot vier actieve uren op een dag en dan doe ik dingen als koken of douchen. De rest van de tijd lig ik plat of hang ik op de bank.
Zo terugkijkend op mijn leven voordat ik ziek werd, besef ik dat het ziek zijn er al jaren aan zat te komen. Al eerder had ik een auto-immuunaandoening gehad die me goed onderuit had gehaald (sarcoïdose) en na mijn zogenaamde herstel ben ik eigenlijk nooit meer helemaal de oude geweest. Ik was sneller moe waar ik daarvoor altijd blaakte van energie. Dingen die ik voorheen makkelijk deed, werden steeds moeilijker. Ik liep continu op mijn tenen om mee te kunnen komen, te blijven presteren, om overeind te blijven staan in de storm van reorganisaties in het bedrijf waar ik werkte. Ik negeerde fysiek signaal op fysiek signaal en vond het normaal dat ik altijd moe en altijd verkouden was. Ik vond het normaal dat ik bijna alle dagen overwerkte en altijd bereikbaar was. Ik vond het normaal dat ik mijn lijf sloopte en mijn grenzen negeerde.
Ik vond het normaal dat ik andermans liedje zong en hoorde dat van mezelf niet meer. Tot ik onderuit ging.
Na een paar jaar ziek zijn kwam er ruimte. Best veel ruimte. Die ik eerst niet voelde en zag. Blijkbaar was het voor mij nodig om plat te liggen om te zien dat je weinig tot niets nodig hebt. Als je ziek wordt en je niet meer kunt doen wat je altijd deed, wat gebeurt er dan met je? Wie ben je nog, als wat je kon en wat je deed niet meer mogelijk is? Wat blijft er dan nog over? In mijn geval toch veel. Toen alles om mij heen instortte, bleef ik zelf over. Ik kwam weer tevoorschijn. Niet meteen, ik moest goed zoeken zo liggend op de bank. Maar uiteindelijk was ik daar. Degene die ik ooit eerder was. De dromer. Een beetje wereldvreemd misschien. Iemand die het leuk vindt om stukjes te tikken. Die altijd nog veel te veel ambities heeft maar nu onderscheid kan maken tussen wat uit haarzelf komt en wat opgelegd wordt. De situatie waarin ik zit, heeft me gedwongen beter voor mezelf te zorgen. Ik ben geduldiger geworden, stel minder eisen aan mezelf en aan anderen. Misschien ben ik zelfs wel aardiger geworden.
Dat ik mezelf toch weer vond in zo’n zwarte periode van ziek zijn, vier ik nu. En ik vind dat het wel aandacht mag krijgen. In alle kwetsbaarheid van een niet werkend lichaam viel er zóveel te ontdekken over mezelf, dat is bijzonder. Deze maand ben ik 11 jaar ziek. Deze maand gedenk ik dat ik al 11 jaar bij de firma ME in dienst ben, een werkgever die me tot het uiterste heeft gedreven maar uiteindelijk toch het beste uit mij wist te halen.
Ik ben niet perfect en ik hoef dat ook helemaal niet te zijn. Dat is wat mijn imperfecte lichaam me leerde. Hoera voor mezelf! Nou nog beter worden. Want dát verlangen zal nooit verdwijnen.
Ooit! Dan ga ik en zal ik en doe ik. Maar wel wat ik wil. Dan zing ik mijn liedje en niet dat van een ander.





