Updeet ziekenhuis

Dank je wel voor de lieve reacties! Ik heb dan weliswaar geen hartelijke buurvrouw maar mijn lezers zijn des te hartelijker!

In het ziekenhuis viel het me wat tegen. Ze weten niet wat het is, de kleurt baart ze wat zorgen (blauw) en dat doet vermoeden dat er een verband is met de slagader op die plek. Het zou kunnen dat het een ganglioom is die onder de slagader doorloopt en daardoor blauw verkleurt. Maar dat testen kunnen ze niet, gezien de plek.

Maandag moet ik terug voor een echo, dinsdag voor de uitslag. Als het weg moet worden gehaald dan niet poliklinisch maar in een operatiekamer. Dat is nogmaals vanwege de risicovolle plek. Tja. Ik ga de fietsenmaker maar eens bellen want die fiets heb ik nu toch wel echt nodig komende week ;-).

Ziekenhuis

Zal je altijd zien, breng ik deze week mijn e-bike weg om te laten repareren, belt het ziekenhuis op met de vraag of ik vandaag langs kan komen om het bultje op mijn pols te laten beoordelen. Pas toen ik al had opgehangen drong het tot me door dat ik nu geen fiets heb, hoe kom ik daar?

Met de bus is niet echt een optie. Ik moet meer lopen naar en van de bushalte, dan dat ik daadwerkelijk in de bus zit en dat kost me in totaal dan een half uur. Ik kom dan bovendien voor het station uit en moet met de trap over het station heen naar de achterkant lopen richting ziekenhuis. Nou ben ik niet zozeer slecht ter been maar wel slecht van energie en een busrit levert zo bezien meer nadelen dan voordelen op.

Ik dacht ‘we werken toe naar een participatiesamenleving met zijn allen, kom ik bel eens bij één van de buren aan’. Op mijn vraag of ik vandaag een fiets mocht lenen was het weinig opwekkende antwoord ‘nou dat moet dan maar, maar leuk vind ik het niet’. Er moesten boodschappen gedaan worden op vrijdagochtend en dat moment verstoorde ik duidelijk. Nu heb ik daar alle begrip voor, aan de andere kant hebben ze alle tijd van de wereld wegens heel de dag thuiszitten en hoe erg is het nu als je even je fiets een uurtje uitleent? Bij het weglopen werd me nog even toegesnauwd dat ik niet hun e-bike meekreeg, als ik dat soms mocht denken, ik kreeg de gewone fiets mee.

Tja, tot zover mijn vertrouwen in de bereidwilligheid van mijn leefomgeving. Ik had al bedacht dat ik liever ging lopen want met deze storm is de kans dat ik het op een  normale fiets red tot het ziekenhuis en weer terug, niet groot. Bovendien zou ook dat een enorme aanslag plegen op de beschikbare energievoorraad en ik moet wel maandag naar de fysiotherapeut kunnen.

Dit mensen, is dus het gezeik op de vierkante millimeter wat het hebben van ME met zich meebrengt en wat ik soms zó zat ben. Het hebben van weinig energie is vervelend maar niet onoverkomelijk als er niets hoeft te gebeuren. Maar o wee als er wel ineens iets moet en een hulpstuk als een e-bike kapot is. Natuurlijk was het mijn lieve M. die zei: ik werk thuis vrijdag en dan breng ik je wel even weg. Meteen mijn moedertje gebeld en met haar afgesproken dat ik haar bel als ik klaar ben in het ziekenhuis dan haalt ze me op en de buurvrouw haar genereuze diensten afgezegd. Ik had het M. expres niet gevraagd omdat ik wist dat hij moest werken en hem hiermee niet wilde storen. Maar goed, ben ik ff blij dat ik met M. getrouwd ben en niet met de buurvrouw.

Dus dat ga ik doen vandaag, naar het ziekenhuis, hoop ik meteen te horen wat die vreemde bult is.

Het aardigheids-syndroom

Afbeelding Pixabay

Soms zou ik wensen dat ik meer kon loslaten van wat anderen van mij vinden. In mijn zoektocht naar eenvoudiger leven en loslaten stuit ik vaak – te vaak – op de hobbel van ‘aardig gevonden willen worden’. Ik ben 47 en nóg heb ik dat niet helemaal afgeleerd. Ik ben weinig onder de mensen en als ik dat dan ben, dan ga ik nog té vaak uit van verwachtingen die wel of niet kloppen maar die in ieder geval niet matchen met wat voor mij mogelijk is. Of – nog erger – ik geef mijn grenzen niet duidelijk aan als die niet gerespecteerd worden.

Het is niet helemaal bagger, ik ben geen konijntje waar je overheen walst. Mensen die ‘aan mijn energie komen’ weet ik inmiddels redelijk te sturen. Ik weet wat ik kan zeggen in dat soort situaties: ‘Ik hang nu op, ik besef ineens dat ik nog niet geluncht heb, ik ga nu even ‘dit of dat doen/’de muffins uit de oven halen’. Dát deel heb ik inmiddels aardig onder de knie.

Ook laat ik me niet meer overvallen door mensen die me iets vragen te doen. Ik heb mezelf aangeleerd te zeggen ‘daar kom ik op terug’. Ik heb er flink op geoefend en inmiddels kan ik wel zeggen dat dit me vaak lukt en vooral dat het me ruimte geeft. Soms lukt het me niet en ben ik niet alert genoeg maar in de praktijk blijkt dat ‘ik heb er nog eens over nagedacht maar het lukt niet/kan niet’ ook vaak werkt als je eerder wel ja zei.

Tot zover de successen. Er is echter nog een heel deel dat niet goed lukt. Het voor mezelf opkomen als mensen niet luisteren, geen rekening met me houden of erger: als mensen me kwetsen,  vind ik veel moeilijker. Als blijkt dat mensen geen inlevingsvermogen hebben, lijkt het juist nóg moeilijker om te zeggen dat ik iets niet kan of dat er iets niet lukt, zo lijkt het wel. Zeker nu ik sinds 2 jaar meer energie heb en nu toch ineens weer een vette terugslag heb, speelt dat. Ik kon immers een half jaar geleden wél iets, waarom nu dan niet? Zelf heb ik geleerd dat ME geen tot weinig logica kent. Een ander ziet of snapt dat niet. Door de afstand of door het mij niet dagelijks meemaken. Mensen zien en horen dat ik iets opknap en daarmee komen er ook verwachtingen. Dat ik blijkbaar weer mee kan doen. Soms is dat een onuitgesproken verwachting maar soms wordt het echt uitgesproken. En wanneer het wordt uitgesproken, zó onachtzaam en totaal niet rekening houdend met mijn situatie, dan kwetst me dat enorm. En wat doe ik dan? Ik zeg niets. Waarom niet? Waarom is dat toch zo moeilijk! Stel dat mensen me niet meer aardig vinden! Och guttegut, och en wee, wat dan nog?

Ik ben nu 47 jaar en het wordt misschien tijd dat ik eens leer nee te zeggen zonder schuldgevoel en zonder het gevoel dat ik iemands feestje verpest. Ik wil mijn energie, die zo verschrikkelijk kostbare en bevochten energie, stoppen in wat voor mij van belang is en niet in wat een ander behaagt of van mij verwacht.

Dus oefen ik maar weer. In nee zeggen tegen mensen die dat wel begrijpen. In niet altijd ingaan op lezersverzoeken per mail. In niet ingaan op Facebookuitnodigingen van lezers. Door mensen die me iets vragen niet meteen en per omgaande een antwoord sturen. Ik heb dit al vaker geoefend maar de vaardigheid zakt telkens weer weg. Omdat ik weinig mensen zie of omdat dit gewoon echt een zwak punt is, dat weet ik niet. Maar ooit krijg ik het onder de knie. Ik vind niet iedereen aardig en niet iedereen vindt mij aardig. Zo dus.

Gelukkig sta ik niet alleen in mijn aardig gevonden willen worden. Tik dit in op Google en er zijn 492.000 hits. 60 % van de mensen heeft hier last van. Ik ben dus in goed gezelschap, namelijk die van de meerderheid. Ik ben niet raar, ik heb last van iets waar heel veel mensen last van hebben. Grote kans dus dat de mensen die ik niet wil teleurstellen maar die wel over mijn grenzen heen denderen, precies hetzelfde voelen of meemaken. Dat is goed om in mijn achterhoofd te houden. Nee zeggen is wat de ander ook zou willen doen maar niet durft omdat hij bang is niet aardig gevonden te worden en een conflict te veroorzaken.

Heb jij wel eens last van het aardigheidssyndroom?

Angst en herinneringen

Jaren geleden was ik op bezoek bij mijn ouders in mijn ouderlijk huis. Volgens mij studeerde ik nog, het kan goed zijn dat ik daar een paar dagen was om me voor te bereiden op de komende tentamens. Dat deed ik wel vaker: naar het ouderlijk huis gaan en me boven opsluiten om te leren en me even niet druk maken om eten te kopen of de was te doen. Alle kopjes thee werden voor me gezet en met wat lekkers naar boven gebracht. Dat was natuurlijk een groot verschil met mijn eigen thuissituatie van 4-hoog achter in een kamer van drie bij vier waar ratten (echt waar!) en muizen liepen en ik doodsangsten uitstond voor mijn buurman en zijn nog engere en mentaal totaal gestoorde moeder.

Hele dagen studeren dus. Toch had ik blijkbaar iets nodig want ik ging naar de plaatselijke kantoorboekhandel. Ongetwijfeld stond ik te snuffelen tussen de vellen papier en opschrijfboekjes, want dat doe ik als ik in een kantoorboekhandel ben. Opeens zag ik een hele oude man voorbij schuifelen en als vanzelf verstopte me ik achter een stelling.

Wat is dit? Wie is dit? Waarom mag hij me niet zien? Mijn eigen gedrag verbijsterde me. Om een verklaring te vinden sloop ik ongezien dichterbij om de bron van angst nader te bestuderen. Als jij meer dan 25 jaar geleden een vrouw op handen en voeten door de plaatselijke kantoor-boekhandel in Wormer zag kruipen, weet je nu dat ik dit was en is dat raadsel ook weer opgelost.

Nadere bestudering van de hoogbejaarde bleek op te leveren dat hij mijn oude meester van de zesde klas was, meester Kloosterman. Deze meester vond ik doodeng. De reden was dat ik met een eigen, van huis meegebrachte, pen wilde schrijven. Als kind al had ik een tik voor mooie pennen en in mij ogen was mijn met eigen geld bij elkaar gespaarde parkerpen het hoogst bereikbare. Ik was geen rebel in de klas. Ik kreeg nooit strafwerk, hoefde nooit na te blijven, ik was leergierig. Alleen ik wilde wel met mijn eigen pen schrijven en dat mocht niet van meester Kloosterman. Over het algemeen kwam ik niet in opstand maar nu hield ik voet bij stuk.

Kon ik dan uitleggen waarom ik per se met deze pen mijn schriften wilde volkladderen?
‘Hij ligt zo lekker in de hand,’ vertelde ik.
En wat zei de meester tegen de 11-jarige Martine?
‘Ik hoop dat jij dit jaar net zo lekker in mijn hand ligt.’

Voldoende voor een trauma! Doodsangsten stond ik uit. Zie daar de reden waarom ik mij verstopte in de winkel. Ik herkende hem niet eens, maar mijn amygdala registreerde hem wél. Gevaar! Wegwezen! Verstoppen!

De man zal het vast niet verkeerd bedoeld hebben maar ik was in één klap als de dood voor hem. In mijn beleving heeft hij mijn zesde en laatste jaar op de lagere school verpest. Hoe groot en irrationeel een angst zich in je kan verankeren bleek onlangs tijdens een reünie van mijn oude lagere schoolklas. We hebben meester Kloosterman maar heel even gehad. Hij was al heel snel na de start van het schooljaar overspannen en werd vervangen door een ander. Aan wie ik dus geen enkele herinnering heb en mijn amygdala ook niet.

De wolf in mijn herinnering was jaren later veranderd in een hoogbejaarde schuifelende man die zijn krantje kwam kopen. Ik had hem zó omver kunnen lopen. Of revanche kunnen nemen met een mooie opmerking, daar had ik immers minstens 10 jaar over kunnen nadenken. Toch wachtte ik voor de zekerheid maar even met afrekenen tot hij het pand had verlaten.

Is er in jouw herinnering iets ook wel eens veel groter dan het in werkelijkheid was?

Terug in de tijd

Een paar weken geleden had ik een reünie van mijn lagere schoolklas. Eigenlijk waren er bij aanvang van de schoolcarrière twee eerste klassen en het lukte ons ongeveer de helft van die mensen te bereiken. 25 mensen kwamen, van wie ik het merendeel toen ik de deur achter me dichtdeed aan het eind van de zesde klas, echt nooit meer heb gezien. Juf Mieke, onze favoriete juf uit de 3e en 4e klas kwam ook. En was nog net zo leuk en aansprekend als in mijn herinnering.

Het was een heerlijke middag, de zon deed flink mee, we zaten buiten op een terras aan het water op een plek waar alle oud-Wormenezen wel herinneringen hebben liggen, het oude Weromeri dat nu De Hofjes heet. Wat hapjes, wat drinken en warme maaltijd ter afsluiting. Wat grappig dat je zoveel vertrouwdheid kunt voelen met mensen die je 35 jaar niet hebt gezien. Vooraf twijfelde ik, wat moet ik daar, ik heb toch niets meer met deze mensen? Maar dat bleek niet te kloppen. We hebben een gezamenlijke jeugd gehad en dat bindt, ook nog na zoveel tijd blijkbaar.

Ik heb een vriendin die ik al vanaf mijn 5e ken. De vriendschap kende verschillende fasen, afhankelijk van waar we zelf mee bezig waren in het leven. Soms was er overlap en soms ook niet. Maar wat altijd bond was dat ik nog haar opa en oma heb gekend, weet hoe het daar vroeger thuis was en zij ook met één woord van mij genoeg weet over mijn vroegere thuissituatie.

Dat vond ik terug in de ontmoeting met mijn oude klas. Waarbij het opviel dat sommigen helemaal niet veranderd leken. F. ziet er nog steeds uit alsof hij net iets stouts heeft gedaan en K. houdt zich nog steeds wat afzijdig met zijn kalme en wijze uitstraling. Grappig genoeg gingen de mensen als vanzelf zitten bij degenen waarmee ze vroeger ook het meeste optrokken maar dat werd losgelaten naarmate de middag vorderde. Misschien meer dan vroeger bereid om verder te kijken dan de neus lang is?

Eén jongen uit mijn klas was altijd heel sloom. Hij vertelde zelf dat hij vaak een wekker zette om wakker te blijven in de klas. Die wekker kon ik me niet herinneren maar wel wist ik nog dat hij weinig zei en soms in slaap viel. Ik heb nog wel eens aan hem gedacht. Wat zou hij in het leven zijn gaan doen? Van de slaapkop van toen was weinig over. Het was nu een hele drukke praatgrage man die heel succesvol is met betrekking tot geld  verdienen en die duidelijk gewend is in het middelpunt van de belangstelling te staan. Hij kwam binnen of ‘hij maakte zijn entree’ is misschien een betere omschrijving en als vanzelf kwamen er mensen om hem heen staan. De ene na de andere lachsalvo, niets deed nog denken aan die slaapkop van vroeger.

Ouder worden kan heel bevrijdend zijn. Mensen hebben een beeld van je en misschien is het heel moeilijk om je daaraan te ontworstelen. Passen we ons eigen gedrag aan naar het beeld dat anderen van ons hebben? De meeste klasgenoten vonden mij trouwens helemaal niet veranderd. Wat dit over mij zegt? Juf Mieke vertelde dat ik altijdzo leergierig was, altijd vragen stelde en altijd het naadje van de kous wilde weten. Ja, daar herken ik me wel in, dat gedrag vertoon ik nog steeds.

De reünie was in ieder geval zo’n succes dat hij volgend jaar weer wordt gehouden. Dan gaan we zeilen op de Friese meren. Leuk, kan ik nu al naar uitkijken.

Heb jij nog contact met mensen van vroeger?

Op stap

Omdat het tenslotte herfstvakantie is, bedacht ik dat we een uitje moesten hebben. Dat had zeer zeker te maken met het feit dat we de eerste dagen van de week vooral liggend in bed doorbrachten. Ik omdat ik moe was en kind omdat hij het héél leuk vindt om lang en lui in  bed te liggen, te ontbijten in bed, te lunchen in bed, te computeren in bed. Afijn, jullie snappen wel wat ik bedoel.

Hoewel ik natuurlijk geroerd ben door de wetenschap dat onze puber graag binnen een straal van 1 meter van zijn moedertje verblijft, vond ik dus dat we iets moesten gaan doen. M. was vrij op woensdag, dus woensdag ging het gebeuren.

Utrecht, we gaan naar Utrecht! Dat klonk als een strak plan. Bij het opstaan bleek dat de eindeloze stroom regen van de afgelopen dagen was gestopt en dat de zon zelfs scheen. Dit leidde tot zoveel vreugde dat we weer in bed kropen. Want een koffie in bed is zo fijn opstarten. Afijn, toen we zo tegen 12-en uit bed kropen, was Utrecht toch niet meer zo’n goed idee, want een uur rijden en ‘het is al zo laat en zo komen we op de terugweg vast in de file terecht.’

Alkmaar, we gaan naar Alkmaar! Want ik ben natuurlijk niet voor één gat te vangen. Bovendien had ik stiekem een geheime missie. Ik wilde niet alleen een  leuk uitje, ik wilde vooral weten hoe het zou zijn om in een grote stad rond te lopen. Nu is Alkmaar geen Utrecht of Amsterdam maar het is toch zeker groter dan Hoorn met meer prikkels om te oefenen.

Bovendien is Alkmaar een stukje jeugdsentiment. Vroeger – als in toen ik nog kind was en bij mijn ouders woonde – togen we twee keer per jaar met de eend van mijn moeder (nu heb ik het over een auto en niet over een dier) naar Alkmaar om kleding te kopen. Want kleren kopen was niet goed mogelijk in Wormer, waar ik opgroeide. Daar had je welgeteld één kledingzaak en daar hing voor elk wat wils. Maar ja, als je daar kocht, dan had je kans dat je hetzelfde aanhad als de rest van de klas en veel keus was er niet. Dus gingen we naar de grote stad Alkmaar om in te slaan. En werd ik op zo’n blok in de C&A gezet om kleding te passen (bestaat dat nog?).

Eenmaal in Alkmaar aangekomen bleek dat de lift in de parkeergarage stuk was en dat er alleen nog plek was op het bovenste parkeerdek. Over prikkels en uitdagingen gesproken, dat was een forse! Naar beneden lukte natuurlijk wel maar straks weer omhoog?

Alkmaar zelf was net zo leuk als in mijn herinnering. Naast de geijkte grotere winkelstraten met de V&D, de HEMA’s en de Perry Sports is er ook een deel in het echte oude stadshart met allemaal kleine straten met leuke grappige winkels. De mannen doken een stripwinkel en CD winkel in en ik heb laarzen gepast en niet gekocht (alleen maar omdat ze niet pasten hoor, ik kan met jaloezie de verhalen van Valhalla lezen dat ze met 1 paar laarzen doet, dat lukt mij echt niet). We aten ergens, we kochten een ijsje en liepen veel doelloos rond.

En ineens was het op. De hoofdpijn die ik al sinds begin van de middag had was natuurlijk een waarschuwing. Maar toch overviel het me. Veel te veel mensen, prikkels, dingen om te zien, de gevoelde druk omdat ik vind dat ik het leuk moet hebben. Terug naar de parkeergarage dus en ‘no way dat ik omhoog ga met de trap ik wacht wel hier…. ‘

Thuisgekomen bekeek ik mezelf van een afstandje en constateerde ik met veel verbazing weer eens dat overprikkeling leidt tot volledig hysterisch gedrag. Die constatering is helaas niet zo groot dat het gedrag daarmee gestopt kan worden….Net thuisgekomen besloot ik de schuur op te ruimen en pogingen van M. om dat te voorkomen zorgden voor een enorm gespannen sfeer. Die Schuur Moet Opgeruimd En Wel Nu Want Als Ik Het Niet Doe Gebeurt Er Nooit Iets In Dit Huis. Zo dus. Dat die man mij nog nooit het huis heeft uitgezet is een wonder. Ik vond dat er in de schuur ruimte moest zijn voor de lege potten die overal in de tuin staan. Dus nu is de kliko vol, de planken in de schuur zijn leeg en er staan 5 potjes op de vrijwel lege planken, want zo bezien viel het eigenlijk best mee met al die potten in de tuin.

Na de schuur volgde het avondeten, wat gegrom op de bank en toen naar bed. Nu zit ik weer op de bank en overdenk mijn missie van gisteren. Kan ik meer prikkels aan? Ja, zeker meer dan twee jaar geleden. Heb ik het slim aangepakt? Nee, absoluut niet. Overprikkeld zijn betekent nog altijd het contact met mezelf en mijn lichaam volledig kwijt raken. Ook was het moment van een uitje niet slim gekozen. En bovendien had ik zwaar de pest in dat die laarzen niet pasten. Ik kan heel goed consuminderen maar wat laarzen betreft heb ik de ruggengraat van een weekdier. Nu heb ik mezelf uitgeput en het leverde niet eens een paar laarzen op! Dat betekent dat er vandaag chocola moet gegeten worden, het is het één of het ander…:-). Ik heb mezelf overtroffen in kinderachtig ontwijkend gedrag, applaus voor mezelf! Maar goed, de lunch was lekker en Alkmaar is een mooie stad.

Kunnen jullie ook zo moeilijk doen?

Afscheid

Vandaag gaat S. voor het laatst naar zijn school. Als achtste groeper lijkt het schoolbestaan al weken uit feest te bestaan: op kamp, oefenen voor de musical, spelletjes doen op school. Er wordt niet echt meer les gegeven. Hij ging ook al een middag naar zijn nieuwe school om kennis te maken met zijn nieuwe klas en zijn mentor. Vandaag heeft hij les tot half 11 en dan is het klaar. De rest van de school gaat ‘ophogen’, de kinderen maken dan kennis met hun nieuwe juf of meester. Voor hem is er dus niets te doen. Beetje hangen vanmiddag en toewerken naar de grote finale: een maaltijd met alle docenten, bereid door de ouders. Daarna begint om half 8 een groot afscheidsfeest tot 12 uur vanavond. Jullie begrijpen dat ik daarbij graag aanwezig wil zijn, hoewel ik niet weet of ik het tot middernacht vol houd, maar ik doe mijn best.

Die 8 jaar lagere school lijkt omgevlogen. Als kleuter liep hij naar binnen en nu is hij een lange slungel aan het worden, met grote voeten. Geen kind meer maar een puber, met alle gedragsveranderingen die daarbij horen. We gaan een nieuwe tijd tegemoet en dat vind ik best heel spannend!

Die lagere schooltijd is voor mij als ouder heel anders geweest dan ik vooraf had gedacht. Door mijn ziekte was ik sinds groep 3 afwezig bij vrijwel alle grote gebeurtenissen die elk schooljaar terugkomen. De meeste schooluitvoeringen, sportdagen, rapportgesprekken en schooluitjes gingen aan mij voorbij. Elk jaar weer moest ik uitleggen aan de juf dat het geen onwil is dat ik me nooit aanmeld voor voorlezen/groepen begeleiden/helpen met de Sint Maarten lampions of eten maken voor de kerstmaaltijd. M. deed wat hij kon maar zijn bordje was al meer dan vol met de zorg voor een zieke vrouw, zorg voor een kind en voltijds werken.

Het zó afwezig zijn bij het schoolleven gaf mij veel verdriet en onmacht. Het merendeel van de schooltijd van S. lag ik plat en werd hij door M. of door mijn moeder & moeders van vriendjes (M!XX) naar school gebracht en gehaald. Tussen de middag at hij meestal bij anderen. Mijn moeder en oppas A. kwamen hier ook wel broodjes smeren voor hem en voor mij of met S. spelen. Zo terugkijkend besef ik hoe ziek ik was en hoeveel ik nu al opgeknapt ben. Hoewel ik weet dat hij heel erg toe is aan de volgende fase in zijn leven, zou ik best de lagere schooltijd met een jaartje willen rekken. Want net nu ik aan het opknappen ben, is mijn (fysieke) aanwezigheid minder gewenst. Natuurlijk moeten we sturen en blijven opvoeden, maar de ouderbetrokkenheid zoals die op de lagere school is, zal op de middelbare school anders zijn, zo hoor ik van ouders met pubers.

Niet alleen S. neemt afscheid. Ik neem ook afscheid, van een periode die anders liep dan ik had verwacht. Waarin ik heel veel verdriet had om wat niet kon. Maar waarin ik ook leerde dat een kind opvoeden, liefhebben, steunen en aanmoedigen ook vanaf de bank kan. Dat betrokkenheid tonen ook lukt als je plat ligt. Ik neem afscheid met een beetje verdriet om wat niet was en zie uit naar de komende jaren waarin ik met meer energie samen met mijn kind de puberteit tegemoet kan treden! Mijn prachtige kind dat in 8 jaar lagere school van een klein verlegen zacht mannetje uitgroeide tot een lieve inlevende superslimme puber met veel belangstelling voor de wereld om hem heen, een groot rechtvaardigheidsgevoel, onweerstaanbaar mooi haar en een dito karakter.

ps: tijdens de zomervakantie zal ik met wat minder regelmaat bloggen.

Succes

Al zo lang als ik me kan herinneren, wil ik trots zijn op mezelf. Dat is natuurlijk voer voor psychologen. Ik kreeg te véél aandacht, te weinig aandacht, de verkeerde aandacht, vul maar in. Ik zal best onzeker zijn en dat willen compenseren door perfectionisme. Maar de helft van de tijd is het streven naar succes volgens mij ook gewoon een ingesleten patroon, waar ik overigens héél hard van af probeer te komen want veel leverde het tot nu toe niet op, een overprikkeld zenuwstelsel niet mee gerekend.

Met verbazing kijk ik soms naar mezelf. Als ik ergens ga werken, dan wil ik degene zijn die de minste fouten maakt, het beste van de afdeling is. Als ik ziek ben, wil ik degene zijn die het beste herstelt, ook al is het een aandoening waar maar 7 % van herstelt. Hoe dan ook, ik ga bij die 7 % horen! Start ik een blog en zie ik dat de bezoekersaantallen stijgen, dan wil ik per se dat de aantallen blijven stijgen. En een blog is dan natuurlijk niet voldoende. Een boek! Ik moet een boek schrijven! Liefst een boek dat goed verkoopt.

Al het mediteren en ademhalingsoefeningen ten spijt, dat streefgedoe van mij levert stress op. Nu was er natuurlijk eerst het streven, toen de stress en toen pas het mediteren. Bijna als mosterd na de maaltijd. Maar de stress verdwijnt niet alleen omdat je het wilt, ook niet na veel mediteren, want gedrag verandert niet meteen.

Toch lukt het wel. Heel langzaam ontdek ik dat ik niet ben wat ik doe, maar dat ik ben omdat ik euh, nou ja, ademhaal. Ik ben die ogen die me aankijken in de spiegel. Het probleem met het gevoel nooit goed genoeg te zijn, is dat ik weet wat de intenties zijn van die vrouw in de spiegel. Een ander kijkt veel platter naar mij. Die denkt: daar ligt die vrouw op de bank die stukjes schrijft. Ze zien wat ik doe. Wat ze niet zien is alle bagage, dromen, intenties en verlangens die ik wél (de hele tijd) voel. Die berg shit is soms zó hoog en zó zwaar dat het geen wonder is dat ik soms bijna niet van de bank af kan komen.

Het enige dat mij tot nu toe redelijk moeiteloos afgaat is moeder zijn (even afkloppen natuurlijk want we staan aan de rand van de puberteit). Ik ben niet de leukste, beste en zeker niet de meest energieke moeder. Maar ik voel vreemd genoeg geen of weinig stress over mijn eigen functioneren. Natuurlijk twijfel ook ik regelmatig of ik de opvoeding wel goed aanpak maar over het algemeen geniet ik er gewoon van. Ik geniet enorm van mijn kind en ik geniet van het moeder zijn.

Laat het moeder zijn nou toevallig het enige in mijn leven zijn waar ik vooraf geen beeld bij had. Al zo lang als ik me kan herinneren, hoorden kinderen niet bij het plaatje van mezelf ‘als ik later groter zou zijn’ wat ik voor ogen had. Ik zag mezelf niet als moeder en was ook helemaal niet van plan moeder te worden. Ik heb dus jaren in mijn dagdromen en fantasieën mijn toekomst ingevuld zonder gedachte aan een kind.

Dat ik tóch moeder ben geworden is werkelijk waar de grootste verrassing van mijn leven. En omdat ik daar vooraf helemaal geen plaatje of beeld bij had, ben ik maar als het ware meegedreven met wat er gebeurde. En dan bedoel ik niet passief gedobber – S. was geen moetje en juist zeer gewenst na een voor mij volkomen uit de lucht vallende behoefte om toch moeder te worden – maar gewoon mee gaan met de stroom zonder te denken dat ik eigenlijk 20 meter verderop moet zijn of dat ik per abuis in het verkeerde water zwem. Ik ben eindelijk eens bezig met wat ‘is’ en niet met hoe het zou moeten zijn. En dat kan ik best wel een groot succes noemen. Mijn grootste succes is dat waarvan ik niet wist dat het er zou zijn.

Het leert me dat verwachtingen een grote belemmering kunnen zijn en dat het echte leven hier en nu is. En dat succes misschien wel het loslaten van het streven naar succes is. Althans mijn succes. Misschien is dat voor een ander niet het geval. Misschien heb jij juist wel een duwtje in de rug nodig.

Wat belemmert jou? Ben jij ook een perfectionist?

‘Give me a child until he is seven and I will give you the man’

Nu ik enige tijd op Facebook zit, gebeurt er iets wonderlijks. Ik ga steeds verder terug in de tijd. Werd ik eerst vrienden met mensen uit mijn dagelijkse omgeving – mijn vaste trouwe kern – toen waren de ex-collega’s aan de beurt, oud-klasgenoten van de middelbare school kwamen voorbij en de laatste tijd ‘zit’ ik ineens weer helemaal in mijn klas van de lagere school.

Ik kreeg een uitnodiging van ene Jacqueline, via haar kwam ik bij Lars en Jacques terecht, Sonja ontdekte mij en al snel leek het wel een virus, zó snel breidde het zich uit. We bogen ons over de namen van dat ‘jochie in die lichtblauwe trui op de tweede rij naast Kees’ en ‘dat meisje naast Jeannine’. Sommige namen blijken zich maar slecht verstopt te hebben in mijn brein en komen makkelijk naar boven drijven. Een aantal namen echter is volledig opgeslokt door mijn brein en wordt niet meer prijsgegeven. Als anderen wél de bewuste namen weten op te lepelen, gebeurt er niets in mij, geen één teken van herkenning. Iets wat mij een gevoel van schaamte oplevert.

Sommige kinderen lieten schijnbaar niets achter in mij, anderen wel. Sommige kinderen waren toen mijn beste vriend(in) en nu kan ik me nog nauwelijks herinneren waarom dat was. Anderen – waar ik toen nauwelijks mee speelde omdat er geen klik was – blijken nu bezig met zaken die ikzelf óók belangrijk ben gaan vinden. Die verlegen stille en slimme jongen uit de klas blijkt een enorme leuke sociale vent te zijn geworden voor wie het achterlaten van de lagere schooltijd blijkbaar een enorme bevrijding was. De dromer uit de klas – die we altijd de bioloog noemden, blijkt grappig genoeg echt bioloog te zijn geworden en werkt in Artis. Degene die het hoofd altijd zo koel hield, is nu rechter en dat wekt bij mij geen enkele verbazing. Veel zijn blijven wonen in ons dorp of vlak eromheen, anderen zijn tot in Bangkok terecht gekomen.

We hebben allemaal beelden in ons hoofd van ‘de ander’ en dat belemmert vaak dat we de ander zien zoals hij is. Misschien belemmert het de ander ook wel te worden wie hij wil zijn. Eind september is er een reünie. Het uitgangspunt is een foto uit de eerste klas. We zoeken elkaar op en leggen contacten. Ik vind het leuk maar ook eng. Ook weet ik niet of naar een reünie gaan voor mij wel haalbaar is, fysiek en qua prikkelverwerking. Dat zie ik dan wel weer, september is nog ver weg.

Ik moet nu vaak denken aan de Up-documentaires van regisseur Michael Apte, kennen jullie deze serie? Uitgangspunt in deze documentaire reeks is de spreuk ‘Give me a child until he is seven and I will give you the man’. Met andere woorden: al op de leeftijd van 7 jaar openbaart zich hoe het leven van een kind eruit gaat zien. Althans, in deze serie wordt onderzocht of bestemming en persoonlijkheid al bij de geboorte vastliggen.  Uit verschillende sociale lagen van de Britse samenleving werden 14 kinderen geselecteerd en gevolgd vanaf 1963, toen ze allen 7 waren. Elke 7 jaar werden ze geïnterviewd over hun leven. Er zijn dus afleveringen 7-up, 14-up, 21-up en zo verder. Inmiddels waren ze 56 jaar in de aflevering uit 2012 (die ik niet heb gezien realiseer ik me).

Wat waren mijn dromen toen ik 7 was? Wat vond ik belangrijk? En wat is daar nu nog van terug te vinden in mij? En bij de anderen? Wat zien de anderen als ze mij straks zien? Op mijn 7e was mijn droom toch zeker niet ME-patiënt worden met een WIA-uitkering. Toch ben ik gelukkig met mijn leven van nu, ook al is het niet het leven dat ik koos. Ik heb geleerd dat het leven niet maakbaar is, maar dat je ervaringen wél maakbaar zijn. Hoe zit dat bij mijn oud-klasgenoten? Lukt het me dat te ontdekken? Wat laten we straks aan elkaar zien?Is de uitspraak ‘Give me a child until he is seven and I will give you the man’ op jou van toepassing?

Aanvulling na wat nadenken: Als kind was ik dol op lezen en schrijven en dus deed ik dat, veel, heel veel. Ik las me een ongeluk. Elke week naar de bieb om 7 boeken te halen, daarmee kwam ik net de week door. En als het einde van een boek me niet beviel, dan herschreef ik het, net zo tot het me wel beviel En ik verzon zelf verhalen. Schrijven en lezen wou ik als kind. Eigenlijk is er weinig veranderd bedenk ik me…

Kapper

Toen mijn moeder 16 was, ging ze uit werken. Ze kwam terecht in de kapsalon van meneer en mevrouw De Jong, in Haarlem. Eerst mocht ze haren wassen, later werd ze opgeleid voor het echte werk, wassen, knippen en watergolven, want dat had je toen nog. Mijn moeder is qua lengte best klein en ze moest op een kistje moest staan om bij het haar van de mevrouwen te kunnen. Het woord kinderarbeid werd niet genoemd, zo ging dat in die tijd.

Na haar trouwen stopte mijn moeder met werken. Ook dat ging zo in die tijd. Maar contact bleef ze altijd houden met meneer en mevrouw De Jong. Meneer heb ik nooit gekend – die ging al snel hemelen – maar mevrouw kan ik me nog levendig herinneren. Eens in de zoveel tijd werden mijn zus en ik gesommeerd in te stappen in de ouderlijke lelijke eend voor een wereldreis. ‘Uren’ waren we onderweg en de bestemming was een klein propvol huisje onderaan een dijk. Pas onlangs kwam ik erachter dat dit huis in Schagen lag, niet zover van mijn huidige woonplaats. Vanaf de woonplaats waar ik als kind woonde was het hooguit een uurtje rijden, maar het voelde als rijden naar een andere wereld.

Want een andere wereld was het, daar bij mevrouw De Jong. Ze was een beetje eng. Ze praatte met een sterk Duits accent, noemde ons schatje – terwijl we haar nauwelijks kenden – , ze rook vreemd en ze had van die vlechten op haar hoofd. Er was bovendien héél véél mevrouw De Jong, ze was net zo breed als dat ze hoog was en ze droeg huisschorten, dat kende ik ook al niet. Allemaal zaken die – zo bekeken door de ogen van een klein kind – een enorme indruk achter lieten. Eng dus, maar toch ook wel heel fascinerend. Dat gaat vaak samen vinden jullie niet?

Na het zitten en vragen beantwoorden in dat overvolle huisje mochten mijn zus en ik naar buiten. Rennen op de dijk met de hond van mevrouw De Jong, bij de kippen kijken of zomaar in het gras liggen. Ik genoot altijd volop. Na een dag (of wellicht een uurtje) gingen we weer weg. Voor het weggegaan werden we volgestopt met snoep en kregen we elk een rijksdaalder in onze handen gestopt. Voor ons in de vroege jaren ’70 een ongekend hoog bedrag om te ontvangen van iemand die niet je opa of oma was. Sterker nog, van iemand die je nauwelijks kende.

De bezoekjes namen af toen wij gingen puberen en mijn ouders gevangen zaten in hun eigen leven. Mijn vader was te ziek om nog ergens heen te rijden, mijn moeder durfde nergens heen te rijden en mevrouw De Jong was te dik om in een auto te passen. Maar contact was er wel. Eens per jaar werd er flink telefonisch bijgepraat en konden we via mijn moeder op afstand volgen hoe mevrouw De Jong haar huisje in Schagen verruilde voor een flat in de Bijlmer en hoe ze werd kaalgeplukt door één van haar zoons.

Nou wil het toeval dat ik onlangs naar de kapper ben geweest. En zo hee, wat heeft die mijn haar verknipt. Links was het veel langer dan rechts, sterker nog, toen ik thuiskwam stak er een lange pluk uit, die echt zeker 10 cm langer was, vergeten. Want de kapster had het héél druk, eerst met praten en toen met schrikken omdat de volgende klant al op haar zat te wachten. Razendsnel raffelde ze de knipbeurt af. Zó zat ik in de stoel en zó stond ik buiten, beduusd van de snelheid waarmee één en ander afgehandeld was. Echt een heel leuk en enthousiast mens die kapster, maar wel één die niet kan knippen. Normaal ga ik naar een andere dame in dezelfde zaak, de reden dat ik dat nu niet deed was een combinatie van trouweloosheid en toe zijn aan iets anders van mijn kant en mijn eigen kapster die een tijdje weg was geweest om te bevallen en dus even minder op mijn netvlies stond.

Verknipt en verknald dus en dat voor een ongehoord hoog bedrag. Nou zit mijn haar eigenlijk altijd wel, ik heb veel en dik haar met een slag, maar het kon niet tegen het prutswerk op. Na 3 weken mokken en föhnen en gedoe met haargel, belde ik mijn moeder. En die kwam me redden. Laken, schaar en haarspelden mee. Ze hoeft niet meer op een kistje te staan, maar knippen kan ze nog steeds. Dat heeft ze wel geleerd van meneer en mevrouw De Jong. Bovendien heeft ze maar één woord van mij nodig om te begrijpen wat ik bedoel, zo gaat dat met moeders….

Natuurlijk had ik terug moeten gaan naar de kapper. Maar dat kon niet meteen na de (ver)knipbeurt, ik moest naar huis want S. was zijn sleutel kwijtgeraakt (zucht) en zou voor de deur staan. Later kwam het er niet meer van. Ik ben natuurlijk ook gewoon een lafaard want ik vind klagen vervelend.

Zou jij wel zijn terug gegaan naar de kapper?